J.J. Voskuil: een stille, mensenschuwe jongen

17,00

In zijn studietijd, in de tweede helft van de jaren veertig, schreef J.J. Voskuil een aantal gedichten, die hij in een enveloppe bewaarde, misschien voor het nageslacht, mogelijk ook uit sentimentele overwegingen. Een deel van dit duidelijke jeugdwerk is van studentikoos-schertsende aard, zoals dit versje:

Voor mij is Amsterdam
Een stad van gouden zonneplekken
Van dwarrelende blaren en ranke torens
Vandaar m’n haat
Tegen Nieuwedijk en Kalverstraat

Het andere deel van de gedichten is beschouwend van aard en geeft lucht aan de wanhoop over het bestaan, getuige beginregels als ‘ik voel me bedrogen door ’t leven’ en ‘Wat heb ik op aarde toch te maken’.
De gedichten zijn handmatig gezet uit de Van Dijck en de Gill en werden – met een tekening van Paul van der Steen – in honderd exemplaren gedrukt onder de Korenmaat.

Uitverkocht

Categorie:

Beschrijving

Letter: Van Dijck en Gill
Formaat: 14,7 x 19 cm
Pagina’s: 32
Oplage: 100
Tekening: Paul van der Steen